COVID-19
Impact sterk bepaald door sociale ongelijkheden
Niet alle bevolkingsgroepen werden even hard getroffen door de COVID-19-pandemie. Dat blijkt uit het HELICON-project waarvan de resultaten vandaag worden voorgesteld.
Gedurende vier jaar onderzocht wetenschappelijk instituut Sciensano de langetermijn- en indirecte effecten van COVID-19. Uit het onderzoek blijkt dat de minst welvarende gemeenten aanzienlijk meer besmettingen registreerden. De verklaring ligt onder meer in de lagere vaccinatiegraad bij jongvolwassenen, mannen, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een lager inkomen of een lager opleidingsniveau.
Langdurige complicaties na een COVID-19-hospitalisatie waren ongelijk verdeeld. Patiënten die een ernstige vorm van COVID-19 overleefden, liepen een hoge risico op cardiovasculaire en pulmonale complicaties. Mensen met een lagere sociaaleconomische status hadden vaker bepaalde post-acute gevolgen. Ook de sterfte tijdens de hospitalisatie was hoger bij patiënten met een lager opleidingsniveau of inkomen, zonder werk, of die in collectieve huishoudens woonden.
Meetbare gevolgen
Het HELICON-project toont ook aan dat de pandemie de niet-covid-zorg heeft verstoord. Vertragingen in kankerdiagnoses leidden tot een beperkte, maar meetbare gezondheids- en economische gevolgen. Dat legt volgens Sciensano de kwetsbaarheid van de continuïteit van de zorg bloot.
“HELICON heeft sterke, beleidsrelevante inzichten opgeleverd over hoe sociale en demografische factoren de gezondheidsimpact van de COVID-19-crisis hebben bepaald,” zegt Laura Van den Borre, projectcoördinator bij Sciensano. “Deze inzichten zijn essentieel om meer rechtvaardige en veerkrachtige gezondheidssystemen op te bouwen, en om de paraatheid voor toekomstige noodsituaties in de publieke gezondheid te versterken.”