Raad van State
Vragen bij wetsvoorstel om palliatief verlof aantrekkelijker te maken
De Raad van State ziet geen heil in het wetsvoorstel van Nahima Lanjri (CD&V) om aanpassingen door te voeren aan enkele Koninklijke Besluiten over palliatieve zorg. De wetgevende macht gaat hier volgens de Raad van State haar boekje te buiten.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex voorzitter VITAZ
Volksvertegenwoordiger Nahima Lanjri (CD&V) diende op 14 oktober een wetsvoorstel in tot wijziging van diverse bepalingen inzake het flexibiliseren van de opnamemodaliteiten en het verhogen van de uitkering van het palliatief verlof. Dit wetsvoorstel erkent dat zorg voor een naaste aan het levenseinde geen luxe is, maar een fundamenteel recht. Bovendien is dit ook maatschappelijk van onschatbare waarde. Door het palliatief verlof toegankelijker en beter vergoed te maken, geven we mensen de kans om er écht te zijn voor elkaar op het moment dat het er het meest toe doet.
Opnamemodaliteiten
In de huidige regeling moet palliatief verlof onmiddellijk voor een volledige maand worden opgenomen (maximaal te verlengen met twee keer één maand). Dat is vaak niet werkbaar. Daarom beoogt dit wetsvoorstel de opnamemodaliteiten van het palliatief verlof te flexibiliseren. Voor wie de arbeidsprestaties volledig schorst, wordt het mogelijk om het palliatief verlof op te nemen per week of een veelvoud ervan. Voor wie de arbeidsprestaties onderbreekt met de helft of een vijfde, wordt de periode van een maand proportioneel verlengd, namelijk naar twee maanden voor wie met de helft onderbreekt en naar vijf maanden voor wie met een vijfde onderbreekt.
Deze flexibilisering maakt het mogelijk om het verlof beter af te stemmen op de realiteit van de zorgsituatie. Het biedt mantelzorgers ademruimte en voorkomt dat ze moeten kiezen tussen hun job en de zorg voor een dierbare. Dit is ook het hoofddoel van de thematische verloven: een betere combinatie van het beroeps- en het privéleven mogelijk maken.
Vermenging van rechtsregels
De Raad van State stelt in zijn advies van 1 december vast dat het recht op palliatief verlof is geregeld in een wet en in diverse Koninklijke Besluiten die hieraan uitvoering geven, met elk een verschillend toepassingsgebied. Het om advies voorgelegde voorstel brengt wijzigingen aan in vrijwel al die KB's. Het voorstel lijkt dan ook tot doel te hebben om alle KB's waarin het palliatief verlof wordt geregeld zonder onderscheid aan te passen.
De procedure om een KB rechtstreeks bij wet te wijzigen is in principe mogelijk, zolang het niet in strijd is met de gereserveerde bevoegdheden van de uitvoerende macht en de wetgever geen uitvoeringsbevoegdheid opeist. Deze procedure is echter af te raden, omdat dit kan leiden tot een vermenging van wet- en regelgevingsniveaus in één tekst. Door deze vermenging kan de uitvoerende macht in principe de door de wetgever aangebrachte wijzigingen niet meer aanpassen. Er is echter een oplossing in de vorm van een bepaling die de koning een duidelijke machtiging geeft om de gewijzigde bepalingen te veranderen, aan te vullen, op te heffen of te vervangen, zoals beschreven in artikel 18 van het wetsvoorstel. Het is echter belangrijk om te onthouden dat de koning alleen formele toestemming heeft om de relevante onderdelen te wijzigen, zonder dat hij is vrijgesteld van de vereiste dat er een juridische basis moet bestaan voor deze wijzigingen, net zoals voor de wijziging van elk ander deel van het betreffende besluit.